Ik wil zeker niet de indruk wekken het allemaal prima te weten, ook wat erfelijkheidsleer betreft. Hoe goed je namelijk ook je best doet om verantwoord te fokken, je raakt nooit uitgeleerd en je zult altijd weer voor verrassingen komen te staan.

Echter, bij wat ik de laatste tijd regelmatig tegenkom, moeten mijns inziens wel de nodige vraagtekens worden gezet. Als er in één stamboom, waar toch 30 voorouders op staan, diverse malen wel 10 verschillende bloedlijnen voorkomen, dan vraag ik me toch af wat die fokkers aan het zoeken zijn.
Ook al ben je “lijnteelt” fokker, je zult regelmatig een “outcross” moeten doen om bepaalde fouten te verhelpen of voor bloedverversing. Zoek dan wel een partner die deze fout niet heeft en ook niet vererft. Daarna moet je dan weer naar je eigen lijn teruggaan en hopen dat je het doel bereikt hebt. Door steeds maar weer “outcross” op “outcross” te herhalen, kom je zeker niet verder.
Heel belangrijk is het ook om de fouten bij je eigen honden te (her-)kennen en er naar te handelen. Vroeger kon je dikwijls alleen al aan de hond zien wie de fokker was. De hond had bepaalde kenmerken die speciaal bij die kennel hoorden. Dat kom je tegenwoordig bijna niet meer tegen.
Fokken moet toch altijd iets méér zijn dan twee honden bij elkaar brengen en maar zien wat het wordt. Om een eigen lijn op te bouwen zul je er aan moeten werken, door veel na denken en te selecteren. Ook vooraf moet men overwegen: wat kan ik met de puppen doen om verder te komen?
Er zijn al vele honderden boeken geschreven over deze materie, maar er is nog nooit iemand geweest die een in alle opzichten perfecte hond heeft kunnen fokken. Er is altijd wel iets op aan te merken en dat is misschien maar goed ook.